Herdenkingsmonumenten komen in soorten en maten. Van de struikelsteen, zo’n dof glanzend koperen naamplaatje, een minimonumentje van tien bij tien centimeter in een stoep, tot een veld van 19-duizend vierkante meter met 2710 kloeke blokken grijs beton in Berlijn. En ergens daar tussenin de zestig paar bronzen lege schoenen in Boedapest langs de Donau, en het nieuwe Namenmonument in Amsterdam. Groot of klein, ontroerend of confronterend: bestaat er zoiets als het ultieme Monument? De twee samenwerkende architecten in Memorial, gespeeld door Marcel Reijans en Arnout Lems denken van wel.
Maar de een is een rigide utopist, hij wil imponeren, hij zingt over ‘een metershoge arm van gewapend beton, met aan het einde een gebalde vuist’. De ander is een twijfelaar op zoek naar de menselijke maat, wars van sentiment. Memorial gaat over de oorlog die gedurende elke herdenking wordt voortgezet. Over gebakkelei en misverstanden, waar verstilling en bezinning op hun plaats zouden zijn.
Nieuw Holocaustmonument
Francine Houben, de grande dame van de Nederlandse architectuur, en haar Mecanoo-collega Rodrigo Bandini maken op basis van het libretto schetsen van verschillende mogelijke en onmogelijke monumenten, tijdens de voorstelling groots geprojecteerd boven het orkest. Zo vormt de voorstelling een ontmoeting tussen opera en architectuur.
'Het ontwerp voor het nieuwe Holocaustmonument wordt ingegeven door de misvatting dat iets enorms ook herdacht moet worden met iets enorms’, schreven socioloog Abram de Swaan en kunstenaar Hans van Houwelingen in 2016 in De Volkskrant. Hun kanttekeningen bij het ontwerp van Daniel Libeskind voor een nieuw Nationaal Holocaust Namenmonument in Amsterdam bracht componist Boudewijn Tarenskeen op het idee een virtueel Holocaustmonument te laten ontwerpen door een architect, als basis voor een voorstelling met kritisch-beschouwende poëtische teksten op muziek.
Het plan voor Memorial was geboren, een muziekdrama over de zin en waarde, de vorm en omvang van gedenktekens, en de misverstanden en conflicten daarover tussen makers, overheden, herdenkingsorganisaties en de burgerij. Niet als een pamflet of aanklacht, noch als een alles omvattend essay of relaas, maar in de vorm van een dialoog op hoofdpunten tussen twee ongelijk gestemde betrokkenen. Met overpeinzingen en argumenten als wapen, ingebed in een muzikale omgeving tegen de achtergrond van groot geprojecteerde beelden van een nieuw monumentontwerp.
Sereniteit en narcisme
De grondstof van Memorial is de discussie tussen zangers-solisten die hun visie geven op het ontwerpen van een nieuw monument. Zij gaan een gesprek aan over ethiek en esthetiek. Ze zijn erop uit de traditie van het herdenken te bevrijden van de gebruikelijk routinematigheid door samen een methodiek te ontwerpen. Maar de een is een sociaal bewogen mens, contemplatief en gefascineerd door Oosterse mystiek, de ander een academicus, een utopist, stellig in zijn profetie. De een is op zoek is naar zuiverheid, de ander naar waarheid, een botsing van sereniteit en narcisme. Hun debat spitst zich toe op de vraag of er aan het dichtgeslibte depot aan herinneringstekens nog iets zinvols valt toe te voegen, iets dat ook voor komende generaties nog van betekenis zal zijn.
De geprojecteerde beelden van het monumentontwerp bieden het nodige perspectief. Componist Tarenskeens grote fascinatie is de spanning tussen kunst en werkelijkheid. Er zal een moment zijn waarop de beide protagonisten in hun ijver hun domein af te bakenen afstand nemen van het thema. Dan is er geen plaats meer is voor de geschiedenis, de herinnering en de pijn. Dan is er alleen nog maar Kunst. De makers zijn zich ervan bewust dat zij een uitdrukkingsmiddel moeten vinden dat de huidige generaties inzicht geeft in die grote historische gebeurtenis waarvan de laatste ooggetuigen binnenkort niet meer onder ons zullen zijn.
Muziek-tekst-beeld
De muziek verwijst in het begin nog onmiskenbaar naar het Wilhelmus, maar als beide architecten in moeilijkheden komen, blijkt ook uit de muziek de onbereikbaarheid van de utopie. ‘Al die militaire orkesten die aan de voet van ons monument zullen willen optreden’, jubelen de architecten aan het begin van het drama, ‘een klankmuur van de geschiedenis!’. De pijnlijke onhaalbaarheid van hun ideaal, maar de onvermijdelijke teloorgang van hun optimisme is minstens zo indrukwekkend.
Aan de hand van een vuistdik, door Boudewijn Tarenskeen getekend storyboard worden de geprojecteerde ontwerpen en de daarmee verbonden muziekdelen nauwgezet met elkaar verbonden. De indrukwekkende aanblik van een podium bevolkt door 53 musicerende in vol ornaat gestoken militairen is een essentieel aspect van de voorstelling.